Geschiedenis van de Schietsport
De schietsport bestaat waarschijnlijk al zolang er wapens bestaan. Gedurende de 19e eeuw begonnen schutters nationale wedstrijden te organiseren. In 1851 organiseerde Koning Willem 3 de eerste Nederlandse schietwedstrijd, waaraan 13 schutterijen meededen. Rond 1852 werd de Nederlandsche schutterijen (bond van een aantal schutterijen) opgericht. Deze associatie werd later de Koninklijke Nederlandse Schutters Associatie (KNSA).
Ook de Franse schutter Pierre de Coubertin, de grondlegger van de moderne Olympische Spelen, organiseerde nationale wedstrijden. Het feit dat er op de eerste Spelen, de Olympische Zomerspelen 1896 meteen tien schietsportevenementen op het programma stonden, mag dan ook geen verrassing zijn. Kort na de intrede van de nationale kampioenschappen werden er ook wereldkampioenschappen georganiseerd. In de loop der jaren heeft de sport veel veranderingen ondergaan. Veel disciplines verdwenen, werden aangepast of werden toegevoegd. De levende doelen die veelal in het begin werden gebruikt werden vervangen door schietschijven of gelanceerde objecten. Wat niet veranderde is dat de sport enkel onder de aandacht van de media komt wanneer het de Olympische Spelen betreft. Ondanks dat is het, wanneer gekeken wordt naar het aantal beoefenaars, één van de grootste sporten in de wereld. (Uit Wikipedia)
Originele houtgravure uit 1561 van een schietwedstrijd met voorlaad geweren gehouden te Pforzheim in Duitsland. Hoewel we intussen vier en halve eeuw verder zijn, zijn er toch nog een aantal zeer herkenbare elementen terug te vinden: beschermende aanwijzers, schijven, windvanen en het tel bureau.
Originele houtgravure uit 1561
GESCHIEDENIS VAN KLEIDUIVENSCHIETEN
Kleiduivenschieten is voortgekomen uit de jacht, en werd beoefend door de rijkere mensen om ook buiten het seizoen “in vorm” te blijven. In 1822 komt men al gevallen tegen van kleiduivenschieten in de geschiedenisboeken, welke sport beoefend zou worden door gespecialiseerde schutters met een “excellent oog voor de jacht”. Kleiduivenschieten werd gezien als een extraatje ter afsluiting van de jacht, als oefening, bij het afleggen van het jachtexamen of als onderwerp van een weddenschap.
In de vroegere jaren ging het er echter een stuk minder humaan aan toe. Aan beide einden van het veld werden manden geplaatst met daarin ettelijke hoeveelheden duiven, en op commando werden deze losgelaten om op die manier hun dood tegemoet te vliegen. In Noord Amerika is door de beoefening van deze sport de duif op een gegeven ogenblik bijna uitgeroeid.
Toen de duif een beschermde soort werd, hebben de sporters in samenwerking met dierenrechten organisaties een alternatief ontwikkeld, de voorloper van het kleiduivenschieten (of skeet) zoals we dat nu kennen.
Tijdens de Olympische Zomerspelen van 1900 in Parijs stond het afschieten van levende duiven op het programma. Er werden voor dit onderdeel ongeveer 300 vogels gedood. Na afloop leverde dit veel bloed en veren op. Het onderdeel werd daarom geschrapt en op de Olympische Zomerspelen van 1912 in Stockholm vervangen door kleiduivenschieten.
In de moderne vorm is een “kleiduif” in de vorm van een schotel geperst composiet van zand en milieuvriendelijke bindmiddelen of volledig van geperste klei. Van deze “schotel” bestaan verschillende modellen en deze worden mechanisch weggeworpen, waarna de schutter met een jachtgeweer gevuld met hagelpatronen deze schijf op de “korrel” neemt.
Bij het kleiduivenschieten wordt gebruikgemaakt van patronen met hagelnummer 7 t/m hagelnummer 9. Deze patronen bevatten gemiddeld 300 hagelkorrels en hebben een diameter van 2 tot 2,4 mm. In Nederland is er een aantal verenigingen die deze sport actief beoefenen. Deze verenigingen zijn allemaal aangesloten bij de KNSA.
GESCHIEDENIS VAN VUURWAPENS
Vuurwapens zijn ontstaan na de uitvinding van het buskruit. In China waren rond het jaar 1000 al vuurwerkraketten gevuld met buskruit in gebruik bij de oorlogsvoering. Of buskruit via handelsroutes naar Europa kwam of hier onafhankelijk ontdekt is, is niet meer na te gaan. Een anekdote verhaalt dat een Duitse monnik die zich met alchemie bezighield buskruit per ongeluk ontdekt heeft. Rond het midden van de 14e eeuw verschijnen de eerste vuurwapens in Europa. De ontwikkeling van het kanon in de 15e eeuw met zijn tot dan toe ongekende kracht, maakt mede een einde aan de Middeleeuwen.
De eerste handvuurwapens die op het slagveld verschenen waren handkanonnen, ook wel donderbus genoemd, en veldslagen. Dit was niet meer dan een klein kanon, met een korte loop, die aan het uiteinde van een stok bevestigd was. Uit de donderbus ontstond de haakbus met een langere loop, een primitieve kolf, een kruitpan en een mechanisme om de lont in de pan te drukken. Voor militair gebruik werd de haakbus in de 16e eeuw vervangen door de caliver, een haakbus met een standaard kaliber.
- - -
Geschiedenis album van SV Westkapelle: